De grondvormen van het karate komen oorspronkelijk van Okinawa, een eiland dat sinds het begin van de 20e eeuw bij Japan hoort en dat van oudsher banden had met China. De krijgskunst en zelfverdedigingsvorm die daar beoefend werd, had zijn wortels in de de 13e eeuw en werd Tode genoemd: ‘Chinese hand’. Er was dus een duidelijk Chinese invloed. Doordat Okinawa een handelsfunctie had, waren er ook veel culturele invloeden vanuit Korea, Japan, Arabië, Java, Sumatra, en Malakka. Deze beïnvloedden ook het Tode.
In de 15e eeuw kwam er een verbod op wapens, opgelegd door de overheid. De noodzaak en behoefte om jezelf en anderen met de blote hand te kunnen verdedigen nam daarmee toe. Ondergronds werden de zelfverdedigingssytemen verder uitgebouwd en getraind.
Vanuit het vaste land waaiden verschillende vormen van zelfverdediging met de blote hand over naar Okinawa, vooral vanuit China. Waarschijnlijk waren de meeste vormen gebaseerd op het Chinese Kempo. Deze vormen mengden zich met de bestaande zelfverdediging van Okinawa tot het Okinawa-te, ook wel Te of Tode (‘hand’) genoemd. Okinawa-te was een verzamelnaam van de lokale vechtvormen: het Tomari-te, het Shuri-te en het Naha-te. Shuri en Naha zijn dorpen op Okinawa. Naha-te werd later Goju-ryu genoemd. Deze vormen bleven tot aan het begin van de 20e eeuw verboden. Daarna zag de Japanse overheid – onder invloed van steeds meer groeiende nationalisme, oorlogsdreiging en militarisme – de potentie om de inmiddels als karate (‘Chinese hand’) bekende krijgskunst in te zetten als een zelfverdedigingsvorm voor het leger en volk. Om het landelijk te onderwijzen werd in de jaren 20 van de vorige eeuw meester Funakoshi benaderd om een Japans systeem te ontwikkelen dat daarvoor geschikt was. Funakoshi had wel door dat het in een sterk nationalistisch worden samenleving politiek gezien handiger was om de betekenis van karate te veranderen van ‘Chinese hand’ naar ‘lege hand’. De Japans tekens (kanji) hoefden daarvoor niet te worden gewijzigd. Kara kan namelijk zowel ‘Chinees’ als ‘leeg’ betekenen. Wat voor Funakoshi belangrijker was dat ‘leeg’ niet alleen verwees naar de ongewapende zelfverdediging, maar vooral naar de Zen-traditie waarin het concept ‘Leegte’ centraal staat als manier om jezelf te perfectioneren en je geest en hart te bevrijden van ijdelheid en egoïsme. De eerste zelfstandige karateschool die onder Funakoshi werd geopend, was de ‘school van de wuivende palmen’: Shotokan. Het geluid van wuivende palmen sprak Funakoshi tot de verbeelding. Shotokan werd een van de belangrijkste karatestijlen die nog steeds wereldwijd wordt onderwezen.
Er zijn naast het Shotokan karate ook andere stijlen ontstaan. De 4 belangrijkste stijlen die tegenwoordig in Nederland worden beoefend zijn het Shotokan, Wado-ryu, Goju-ryu en het Kyokushinkai. Elke stijl heeft bepaalde uitgangspunten en methoden.
De karatestijl die we bij ShoShin beoefenen, heet Kyokushinkai karate. Deze stijl is ontwikkeld door de Japanse grootmeester Masutatsu Oyama. Kyokushinkai bestaat uit Kyoku = uiterste/hoogste, Shin = waarheid en Kai = samenkomen van mensen.
Van oorsprong mag je bij deze stijl het lichaam zeer hard raken (het zogenaamde full-contact, zoals bijvoorbeeld bij kickboksen ook gebruikelijk is).
Bij ShoShin trainen we juist de semi-contact vorm, waarbij het vol raken van de tegenstander juist níet mag.
Centraal staat bij ons het beheersen van je technieken en je emoties en het samen beoefenen van karate zonder blessures en mentale blauwe plekken op te lopen.